Toeval bestaat niet in het Boeddhisme

7 januari 2020 - Pagan, Myanmar

Het is 01.45, de geluiden buiten onze kamer verstommen. Hostels zijn dé ideale overnachtingsplekken voor jonge mensen. Waar je met elkaar onder het genot van wat betaalbare biertjes flink kunt doorhalen. We hebben nu een groep Canadezen die daarin meester zijn. Plus een aantal (nieuwe) vrienden van elders uit Pagan. Het feest houdt om 01.45 uur op. Iedereen is er doorheen geslapen. Behalve Mark, die vaak het verwijt krijgt te goeie oren te hebben. Of overgevoelig te zijn. 

Eindelijk rust horen we Mark denken. Maar niet voor lang. Een aantal andere gasten heeft een boottocht naar Mandalay geboekt en moet om 04.30 uur vertrekken. De taxi is wat laat, er wordt gelachen en geroepen. En om 05.30 uur vertrekken degenen die een ballonvlucht hebben geboekt (à € 300 per persoon). Ze hebben er zo te horen zin in. Mark stapt om 06.00 uur z’n bed uit en sluipt muisstil de kamer uit. Niemand wordt wakker. Op pad met de e-bike naar de Hidden Temple om de zonsopgang te zien. Jammer dat hij maar weinig kleren heeft meegenomen. Het is zeven graden en zelfs de Nepal-ervaring maakt het niet minder koud op de e-bike. Het is nog stil op straat. Bij de tempel komt een monnik aan om te bidden. De zon is nog niet op. Er hangt een mist tussen de tempels die het landschap sprookjesachtig maakt. Het is stil, de lucht kleurt rood. De laatste sterren verdwijnen. Nog een paar dagen, dan is het volle maan.

Het uitstapje leidt weer tot een fotoserie van potentiële ansichtkaarten. Aan de horizon verschijnen de ballonnen. Sommige hoog, andere laag. Een lang lint. 

Terug in het hostel is het bericht van de receptie - bij navraag - dat de Canadezen vandaag uitchecken. Goed begin van de dag. 

Tijdens het ontbijt: geroosterd witbrood, jam, omelet, maken we het plan van de dag. Het worden geen tempels en stupa’s, maar een uitstapje naar Zee Oh Thit Hla of Si-O, waarover Mark in een uithoek van het wereldwijde web een aanbeveling heeft gevonden. Zee Oh wordt aangeprezen in het kader van verantwoord toerisme als dorp waar de ongeveer 900 inwoners blij zijn om gasten van buiten te ontvangen. 

Bij gebrek aan (leesbare) verkeersborden in Myanmar (allemaal in Hindi-achtig schrift) proberen we de route te memoriseren. We rijden ons na 4 kilometer al klem in het eerste plaatsje dat we tegenkomen. Het lijkt alsof alle weggetjes dood lopen op de erven van mensen. Vijf kilometer verder op de teller staan we weer aan de (zelfde) rand van het dorp. We besluiten via de enige asfaltweg verder te gaan, wat een kilometer of tien extra is. De jongens beginnen zich zorgen te maken over de accu’s. Hoe ver kunnen we komen, hoe komen we terug met een lege accu, is dit wel een goed idee (i.c. dit is geen goed idee)?

Bij een kruising van de weg met een spoorlijn (twee rails in het gras) komen we een schommelende en bonkende trein tegen. De spoorbomen worden handmatig gesloten door de spoorboomwachters. Mark herinnert zich dat hier ergens het begin is van de weg naar Zee Oh. Met wat navragen en fout rijden zijn we op de goede weg (lees: mul zandpad). We komen moeizaam vooruit en de onrust bij de jongens groeit: dit gaan we nooit halen. Bovendien: wat gaan we in Zee Oh doen?

De gevonden webpagina over Zee Oh meldde dat het een vrijwel nooit bezochte bestemming is, die juist interessant is om de 1.000 (of 100) jaar oude Tamarinde boom en het laatste stukje oorspronkelijke bos van Midden Myanmar.

Alle bossen zijn in de loop van duizenden jaren gekapt, behalve dit kleine stukje. Sterker, voor zover bekend is er nog nooit een takje uit verdwenen. 

De reden: het is de woonplaats van twee natuurgeesten en de mensen zijn (te) bevreesd om hen te verstoren. Ook al is 90% van de bevolking Boeddhistisch, een even groot percentage gelooft (hebben we gelezen) ook in natuurgeesten, vooroudergeesten en andere geesten. Een overblijfsel uit de tijd van de kennismaking met het Boeddhisme. De introductie van het Boeddhisme is toen ’gefaciliteerd’ door ook het animisme daarin een plaats te geven. En dat is zo gebleven tot op de dag van vandaag. Een interessante wetenswaardigheid in dit verband is dat de Myanmarezen pas sinds 1970 rechts rijden. Onder invloed van een nationaal gevoel, gebaseerd op animisme en astrologie is toen van de ene op de andere dag besloten om niet links, maar rechts te gaan rijden. Beter voor het nationale geluk en de vreedzaamheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Aldus de reisgids.

Het bos doet pogingen om ons terwille te zijn. Een aantal bomen heeft naambordjes met Latijnse namen. Voordat we door het hek naar binnengaan, vragen we toestemming aan een passerende oude man. Hij maakt een duwbeweging alsof hij een hek opent en lacht. We zien dit als een gunstig voorteken en gaan het bos binnen. Het is rustig. Er roeren zich geen geesten. Wij zijn vooral gespitst op slangen. Die zijn er ook niet. Alleen vlinders die zich niet willen laten fotograferen. 

Als we uit het bos zijn, kopen we pinda’s bij een klein winkeltje. Het eerste dat we deze ochtend zien. We zien sowieso niet veel mensen: onderweg naar Zee Oh - ruim anderhalf uur onverhard - worden we door een paar brommers gepasseerd. Auto’s zijn er niet. En maar één ander dorpje. We halen trouwens met de e-bikes Zee Oh en het bos niet: de jongens willen op een gegeven moment niet verder. Ze zien ons de e-bikes al vijftien kilometer terugduwen door het mulle zand .... 

De laatste anderhalve kilometer lopen we. Wat weer fronsende wenkbrauwen oplevert bij de mensen in het dorp: verdwaalde toeristen, ver van huis?

Als we bij het winkeltje vertrekken, komt een man met hoed en heuptas ons tegemoet. Hij gebaart: ‘Deze kant op’. We volgen hem. Naar zijn huis? We komen op een erf waar doppinda’s worden gebrand boven een houtvuur. In gebrekkig Engels legt hij uit wat er gebeurt. We moeten foto’s maken. En pinda’s proeven. We gaan verder. Hij neemt ons mee het hele dorp rond. Vrijwel iedereen woont en werkt in rieten hutten. Hier en daar een huis van hout of steen. We zien een oude werkende ‘pinda-ontdopmachine’. En een ‘pinda-oliemachine’. Eigenlijk is iedereen aan het werk met pinda’s. De man stelt ons ook vragen, maar het Engels schiet tekort. 

De volgende stop is de school. We worden van klas naar klas meegenomen. Grote verbazing bij de kinderen om het bezoek. Miriam zal er meer over schrijven. Onze man zoekt iemand, dat is ons duidelijk. Bij een van de laatste klassen vindt hij een onderwijzeres die wat Engels spreekt. 

Ze vertelt dat onze man een soort burgemeester is, hoofd van het dorp. En dat hij zich zorgen maakt over ons. Hij voelt zich verantwoordelijk voor deze buitenlanders die zonder vervoer naar het dorp zijn gekomen. Dat misverstand is snel opgelost en geeft opluchting bij de burgemeester. 

Miriam praat nog wat met de onderwijzers. Mark maakt foto’s.

We bekijken met de burgemeester nog de 1.000 (of 100) jaar oude Tamarinde boom en vertrekken lopend uit het dorp. Nagezwaaid door de burgemeester. Na anderhalve kilometer vinden we onze e-bikes terug en komen met een vrijwel lege accu een kleine twee uur later aan in onze hostel. 

Aan het einde van de middag gaan we nog even langs bij de vriendelijke lakwerkman. Hij is blij ons te zien, gaat bananen plukken in de tuin en biedt ze ons aan. We moeten even wachten vraagt hij. Zijn dochter is even weg en komt zo thuis. We kopen ondertussen een lakwerkvaas. Groen, kleurt goed bij ons (stenen) huis. Als z’n dochter komt aanrijden op haar brommer, herkennen we haar meteen. Zij ons ook: de Engels sprekende onderwijzeres uit Zee Oh! Ze had al verteld aan haar ouders over buitenlandse gasten. Maar dat wij het waren .... Er is wederzijds ongeloof en verbazing over het toeval. Of is het geen toeval?

2 Reacties

  1. Marja van woerden:
    9 januari 2020
    wat een bijzondere cultuur,prachtige tempels!
    maar ik zie electrische scooters op de foto s,geen e bikes
  2. There and back again:
    15 januari 2020
    Hoi hoi, ja, dat is het zeker en voor wat wij verstaan onder een e-bike nog net niet modern genoeg! Je ziet hier al wel regelmatig een zonnepaneel op het platteland.