Dadhikar

19 januari 2020 - Churu, India

Dadhikar Fort. Platteland. Alweer de derde dag. Een goeie keuze. We hebben met Google Maps gezocht naar het meest afgelegen hotel tussen New Delhi en Jaipur. En dat is gelukt. De taxichauffeur die ons vanuit New Delhi naar Dadhikar bracht, stopte de laatste tien kilometer regelmatig om naar ons om te kijken en te vragen: “Are you sure you want to go to Dadhikar?”. We rijden door een verlaten gebied met maar deels verharde wegen. Met veel gaten. En geen vooruitzicht van een hotel. Tot we een paar kilometer voor het hotel een bord met een pijl zien. Hotel Dadhikar Fort. 4 KM. De chauffeur vat weer moed. Wij hebben geen moment getwijfeld. Het staat per slot van rekening op Google Maps. 

Dadhikar is een klein dorp met wijd verspreid liggende huizen, stoffige wegen, mannen in witte gewaden en veelkleurige vrouwen. En nieuwsgierige kinderen. Auto’s zien we niet, wel veel brommers. Het doet ons denken aan Zee Oh in Myanmar. Zij het dat de huizen hier van steen en leem zijn en niet van riet. We horen geen claxons, maar vogels. We ruiken geen uitlaatgassen, maar houtvuurtjes waarop wordt gekookt. En we zien een vallei met groene velden ingeklemd tussen bergachtige heuvels. Halverwege een van de heuvels ligt het tot hotel gerestaureerde fort. Het doet Zuid-Frans aan. Zowel de ligging als de bouw. Het is 13.00 uur, de zon schijnt, we hebben een groot terras voor onze kamer. We pakken een boek en lezen een paar uur. Aan het einde van de middag, het wordt kouder, maken we een wandeling door de vallei. De mannen kijken ons vanonder hun tulband (of het Indiase woord daarvoor) aan. Ze reageren niet op onze groet. De vrouwen, gekleed in veelkleurige jurken en allemaal met hun gezicht verborgen, zwaaien. We komen ze ook tegen onderweg. Met grote takkenbossen op hun hoofd die ze hebben verzameld op de hellingen van de heuvels. Of met kruiken. Of met kinderen op hun arm. Vaak wordt er om ons of naar ons gelachen. Sommigen vragen of we een foto willen nemen. Om ‘m dan goedkeurend te bekijken. Een gesprek is niet mogelijk. We kennen niet meer dan een handvol woorden Indiaas. En zij hetzelfde in het Engels. Maar de foto’s verzusteren. 

Bij ontvangst in het hotel kregen we een uitgebreide, maar grotendeels onverstaanbare toelichting. Ijkpunt voor ons was de tijd van het diner. Een uur ervoor werd er op de deur geklopt. We worden verwacht aan de achterzijde van het hotel op een groot terras. Voor het diner, dat zou buiten zijn. We trokken al onze kleren aan. Buiten ging het richting tien graden. Het is zaterdagavond. De gasten worden verrast met een optreden: muziek en dans. Alhoewel we voor de dans deels zelf moeten zorgen met de andere tien gasten. Waaronder twee Australische dames die onderweg zijn naar een literatuurfestival (met onder andere Arthur Japin) in Jaipur en die zich niet wagen aan een Indiase dans. Wij doen mee, net als de acht Indiërs. 

We vragen ons aan het einde van de dag af of het fort niet wat te Frans is, we zijn per slot van rekening in India, niet in Frankrijk. Aan de andere kant, we genieten er wel van en het eten is erg vegan Indiaas.

Of we niet te weinig doen, onze middag doorbrengend in ledigheid. Wel een erg calvinistische gedachte en de duivel is niet in de buurt. Wellicht ontstaat deze gedachte doordat we al behoorlijk lang op reis zijn en we het gevoel krijgen dat de plicht ons weer roept.

Of het platteland niet wat te saai is. Aan de andere kant, we gaan zondag naar het Dariska Tiger Reserve en maandag naar Alwar lopen. Onze dagen zijn niet één en al ledigheid.